AGDS: Andere gespecificeerde dissociatieve stoornis,
Voorheen dissociatieve stoornis niet anderszins omschreven.
AGDS is van toepassing op klinische beelden waarbij symptomen die kenmerkend zijn voor een dissociatieve stoornis klinisch significante lijdensdruk of beperkingen veroorzaken in het sociale of beroepsmatige functioneren of in het functioneren op andere belangrijke terreinen, maar die niet volledig voldoen aan de criteria van één van de gespecificeerde dissociatieve stoornissen. De classificatie andere gespecificeerde dissociatieve stoornis wordt gebruikt in situaties waarin de clinicus ervoor kiest om te vermelden op grond waarvan het klinisch beeld niet voldoet aan de criteria voor een specifieke dissociatieve stoornis. De volgende voorbeelden van klinische beelden kunnen worden gespecificeerd door het predicaat 'andere gespecificeerde' te gebruiken:
- Chronische en recidiverende syndromen van gemengde dissociatieve symptomen. Deze categorie bestaat uit een identiteitsstoornis die samenhangt met minder duidelijke discontinuïteiten in de zelfbeleving en het gevoel van zelfcontrole, of identiteitsveranderingen bij iemand die geen dissociatieve amnesie rapporteert.
- Identiteitsstoornis door langdurige en intense gedwongen gedachtebeïnvloeding. Zoals bij hersenspoelen of indoctrinatie tijdens gevangenschap, marteling of langdurige politieke opsluiting, of tijdens lidmaatschap van sekten of terreurorganisaties.
- Acute dissociatieve reacties op stressvolle gebeurtenissen. Deze categorie is bestemd voor acute, voorbijgaande aandoeningen die meestal minder dan één maand duren, en soms slechts een paar uur of dagen. Deze aandoeningen worden gekenmerkt door bewustzijnsvernauwing; depersonalisatie; derealisatie; dispercepties (zoals vertraagde tijd, macropsie); microamnesieën; voorbijgaande stupor; en/of veranderingen in het sensorisch-motorisch functioneren (zoals analgesie, paralyse).
- Dissociatieve trance. Deze aandoening wordt gekenmerkt door een acute vernauwing of compleet verlies van het bewustzijn van de directe omgeving, die zich manifesteert als een zeer ernstig gebrek aan responsiviteit of ongevoeligheid voor omgevingsprikkels. Het gebrek aan responsiviteit kan gepaard gaan met lichte motorische stereotypieën (zoals vingerbewegingen), waarvan de betrokkene zich niet bewust is en/of die hij of zij niet kan beheersen, en met voorbijgaande paralyse of bewusteloosheid. (GGZ Zorgstandaarden, 2019)
AGDS komt relatief gezien veel vaker voor dan DIS. Het belangrijkste verschil tussen AGDS en DIS is dat iemand met AGDS of geen volledig gescheiden dissociatieve delen ervaart en/of geen geheugenverlies heeft bij wisselingen tussen dissociatieve delen.
Doordat AGDS zulke sterk verschillende uitingsvormen heeft en de criteria veel breder zijn dan andere dissociatieve stoornissen, kan het lastiger zijn om te benoemen wat de klachten zijn, omdat het minder uitgesproken kan voelen.
In de community wordt bij het geval van innerlijke verdeling weleens onderscheid gemaakt tussen 2 subtypen van AGDS;
Subtype 1a
Bij subtype 1a zijn de ervaren dissociatieve delen niet volledig gedifferentieerd als zijnde alters/gesplitste delen. Iemand ervaart zichzelf als één geheel, maar wel met delen die kunnen voelen alsof ze in een andere leeftijd zitten of andere modus. Deze ‘varianten van het zelf’ kunnen echter wel duidelijk ander gedrag vertonen en hebben vaak ook verschillende visies, doelen of prioriteiten.
Subtype 1b
Bij subtype 1b is er wel sprake sterk ontwikkelde/gedifferentieerde dissociatieve delen, maar wordt er weinig tot geen amnesie ervaren. Ze ervaren geen verlies van tijd en worden in plaats daarvan verdeeld door emotioneel geheugenverlies. Emotioneel geheugenverlies is het gevoel een gebeurtenis te herinneren, maar er niet emotioneel mee verbonden te zijn.
Het hebben van AGDS staat niet gelijk aan het hebben van minder lijdensdruk in vergelijking tot andere dissociatieve stoornissen. En ook mensen met AGDS kunnen polygefragmenteerd zijn. Bij een door daders bewust toegebrachte dissociatieve stoornis kan het doel soms eerder een AGDS dan een DIS creëren bij het kind omdat mensen met AGDS coherenter kunnen overkomen en dus de persoon zelf en de omgeving minder snel achter het trauma komen (Miller, 2014).
Referenties volgens APA 7:
Comparing OSDD-1 and DID. (z.d.). DID-Research.org. https://did-research.org/comorbid/dd/osdd_udd/did_osdd
GGZ Standaarden. (2020). https://www.ggzstandaarden.nl/zorgstandaarden/dissociatieve-stoornissen/
Miller, A. (2014). Becoming Yourself: Overcoming Mind Control and Ritual Abuse (1ste editie). Routledge.